Siamses drieling

Zaterdag 9 mei spotte ik deze anomalie aan de Feijenoordkade in Rotterdam. Het lijken drie bloemknop- pen aan twee aaneengegroeide stengels. De plant is een paardenbloem (Taraxacum officinale).

Inwoners van Krispijn

Een vriendelijk meneer kwam langsgereden terwijl ik in de voortuin van een slooppand een foto maakte van felrode beestjes met Afrikaanse maskers op hun rug. Deze vuurwantsen hebben wel iets van kevers weg en deze meneer vond ze ook wel op rode pissebedden lijken. Inmiddels ben ik het gewend dat mensen stoppen, wanneer ik foto's maak op straat en mij vragen waarom ik dat doe. Het ligt ook niet voor de hand om op je hurken een camera te richten op een tuin of berm. Foto's maak je immers van zaken die dicht bij je beleving staan, zoals familie, vrienden, huisdieren en vakanties. Voor mij is het een hobby, maar waar komt deze zeldzame hobby- er zijn er meer zoals ik- dan toch vandaan?

Als klein jongetje in Dordrecht stond ik al samen met mijn buurmeisje naar de mieren te kijken, die tussen de stoeptegels door omhoog kropen. Zodra ik vijf werd, verhuisde ik met mijn ouders naar het platteland. Daar legde mijn vader een tuin aan op land van mijn voorouders. Mijn vader en mijn oom namen mij vaak mee naar tuin, duin en strand. Daar leerde ik van hen over plant en dier, de seizoenen en de relaties die ze onderling hebben. 'Die rups eet alleen maar brandnetels', hoorde ik dan bijvoorbeeld. Aangestoken door hun liefde voor natuur, speurde ik in sloten, bosjes en bomen als een detective naar de schatten van de natuur.

De kunstacademie leerde mij nog beter te kijken. Wanneer het studeren me te veel werd, zocht ik de rust op in de parken en havens van Rotterdam. Tussen al dat beton, steen en asfalt leerde ik pas echt hoe onoverwinnelijk de natuur is: een paardenbloem kan met gemak door het wegdek heen breken, muren bezwijken onder planten zoals klimop. Omdat ik voor opdrachten vaak een camera bij me had, begon ik alles wat ik zag tijdens mijn wandelingen vast te leggen.

Nu woon ik al weer zeven jaar in Dordrecht, twee daarvan in Krispijn. Waar eens de voordeur stond van mijn huis aan de Bilderdijkstraat, groeide vorig jaar nog een Doornappel. Deze werd vele eeuwen al geleden gebruikt door sjamanen om het bovennatuurlijke te zien. Hier komt de legende van 'vliegende heksen' vandaan. Geen plant om een salade van te maken dus. Andere planten kan men wel eten. Ik heb gehoord dat mijn Turkse buren wel eens rucola plukken in het wild. Als je weet wat je zoekt, wat je mag plukken en hoe je het gebruikt, kun je veel nuttige natuur vinden in de stad. Elke wandeling door de wijk kan zo een ontdekkingstocht worden en de straat een gemeenschappelijke tuin, een stukje thuis.

De vuurwantsen waarmee ik mijn verhaal begon, zitten op dit moment weer opvallend in de voortuinen. Ze komen de laatste jaren uit het Zuiden steeds verder ons land binnen. Hier in de wijk horen ze er inmiddels helemaal bij. Het zijn temperamentvolle diertjes- voor mensen ongevaarlijk- die met pootjes en al uit het ei kruipen. De kleintjes leven in grote groepen samen met de volwassenen. De wantsen eten gezamenlijk planten (Linde en Kaasjeskruid), boomsap en dode insecten. Soms ook elkaar. Door dit dieet smaken ze vies, zodat vogels er meestal van afblijven. Mannetjes paren een dag tot een week met de vrouwtjes, om te voorkomen dat er een mannetje tussenbeide komt. Deze beestjes wonen en leven samen met ons in de wijk. Net als bij het leven van mensen, horen daar gezellige momenten bij, maar ook ruzies. Er is misschien één groot verschil: wij mensen kunnen veel meer van elkaar leren!


Deze blog staat ook online op de site van Oud-Krispijn: http://cms.dordrecht.nl/dordt?waxtrapp=xxnjwPsHaKnPvBORJonD